Louis Soonius
1883 (Den Haag, Nederland) - 1956 (Den Haag, Nederland)
Over de kunstenaar
In 1883 werden Lodewijk (Louis) Soonius en zijn tweelingzus Margaretha geboren. Soonius groeide op in een katholiek gezin in Den Haag. Zijn vader, Wilhelmus Johannes Soonius, was groentekweker en zijn moeder, Maria Amerentia Hartwig, zorgde voor de kinderen. Zijn eerste tekeningen dateren uit 1900, hij was toen zeventien jaar. Hierin legt hij het veranderlijke stadsbeeld vast van Den Haag. In datzelfde jaar begon hij als schilder bij de Plateelbakkerij Rozenburg. De urenboekjes getuigen van zijn tekendrift: ze staan vol schetsen van decors en interessante figuren. Bij Rozenburg ontmoette Soonius Chris Beekman met wie hij bevriend raakte. Rond 1905 begon hij lessen te volgen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunst in Den Haag, waar hij optrok met de Fries Ids Wiersma. In 1913 won Louis Soonius de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst. Door deze subsidie kon hij zich volledig richten op de teken- en schilderkunst, wat onder meer blijkt uit zijn ontslag bij Rozenburg. Samen met Chris Beekman en Aris Knikker huurde hij tijdelijk een atelier in de Noorderbeekdwarsstraat, maar dit was van korte duur omdat door een heftige ruzie, waarvan de aanleiding onbekend is, Soonius en Beekman gebrouilleerd raakten. Soonius had een vurige bewondering voor de oude meesters en was afkerig van de vele -ismen die opkwamen in de schilderkunst. Dat resulteerde in een consistente schilderwijze van dagelijkse onderwerpen in een ietwat impressionistische stijl. Na de Eerste Wereldoorlog sloot Soonius zich aan bij de Haagsche Schetsclub waar hij veelal naakten exposeerde. Met de schilderijen en tekeningen vergaarde hij meer bekendheid en hij kwam in contact met verschillende kunsthandelaren die zijn werk onder de aandacht brachten, zoals Kunsthandel Kreijns & Zoon’s aan de Delftschevaart nr. 40. In de late jaren 20 kreeg Soonius het financieel moeilijker en zocht extra inkomsten met het maken van illustraties voor diverse romans bij de uitgever J.N. Voorhoeve, zoals De kleinzoon van de hofprediker geschreven door M. Jakobs. De jaren 30 daarentegen waren vruchtdragend. Soonius had verschillende tentoonstellingen, zoals bij Kunsthandel Sena en Huize Koninginnegracht 77. Zijn jeugdtekeningen van Den Haag werden in 1933 aangekocht door de Vereniging Monumentenzorg en in 1939 mocht Soonius het portret van Koningin Wilhelmina schilderen voor de Bataafse Petroleum Maatschappij, dat breed in alle nationale en regionale kranten werd uitgemeten. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren schilderijen van Soonius te zien op de tentoonstelling ‘Onze kunst van het heden’ in het Rijksmuseum. In de jaren 50 werkte Soonius gestaag door tot hij in 1956 overlijdt.