Hendrik Jan Wolter
Middelburg
Over het schilderij
Historisch schilderij van professor Hendrik Jan Wolter. Het schilderij toont het stadhuis te Middelburg rond het jaar 1934. Dit schilderij is door de uitgeverij Wolters-Noordhoff als voorbeeld gebruikt voor schoolplaten en afbeeldingen in aardrijkskundeboeken. In 1940 werd dit stadhuis door brand bijna volledig verwoest. Tegenwoordig huist het Roosevelt University College in het stadhuis. Professor Wolter staat bekend als luminist. Het luminisme legt, door een optische mengeling van de kleuren, de nadruk op sterke lichteffecten. Dat spelen met licht is goed te zien in het schilderij.
Over de kunstenaar
Hendrik Jan Wolter was een Nederlands luministische schilder. Zijn vader, Hendrik Jan, was burgerlijk ingenieur en zijn moeder, Johanna Louiza Lorié, stamde uit een Frans Normandische familie. In 1885 verhuisde het gezin naar Amersfoort. Daar volgde de jonge Hendrik Jan de Hoogere Burgerschool, om hierna een loopbaan als officier aan te vangen, te Haarlem aan de Militaire School. Zijn muzikaal-artistieke moeder was hierom echter niet zo geestdriftig. Met haar hulp kon hij de infanterie-opleiding opgeven en zich, met enthousiasme, aan de tekenkunst begeven. In 1895 werd hij opgenomen in de Académie des Beaux-Arts te Antwerpen. Een jaar later al stapte hij naar het Institut Supérieur. Daar bleef hij 3 jaar werken en werd hij gewaardeerd met de Willink van Collenprijs. Tijdens zijn Antwerps verblijf had hij het pointillistische werk van Georges Seurat, Paul Signac en Théo van Rysselberghe leren kennen en ontstonden zijn onovertroffen luministische doeken. In 1904 trouwde hij met Popkolina Van Hoorn en gingen zij in het Gooise Laren wonen. Hoewel een paar andere pointillisten Ferdinand Hart Nibbrig en Co Breman daar ook verbleven, heeft Wolter nooit behoord tot de Larense School. Het Gooise dorpsleven was nooit zijn inspiratiebron. Hij voelde zich meer aangetrokken door water, zee en reizen. Hij deed trouwens talloze haventjes aan tot in de Zeeuwse wateren. Hij ontpopte zich als een gedreven plein-air schilder. Omstreeks 1910 trok hij naar de Engelse kusten van Cornwall en Devon om er onvergetelijke stemmingsbeelden te creëren, in de haventjes Polperro, Lynmouth en St. Ives. Kort voor de oorlog 1914-18 betrok hij een atelier aan de Amstel, op de Amsteldijk 14, met zicht op de brug Hoge Sluis. Hier nam hij langzamerhand afstand van zijn divisionistische stijl. Hoewel de speels tintelende kleurentoetsen zijn luministisch palet bleven bevolken, werd zijn verfbewerking pasteuzer, tot zelfs aangesmeerd met het platte mes. In 1920 werd hij ernstig ziek. Dit had een opvallend temperende invloed op zijn kleurige uitbundigheid. In 1924 werd hij hoogleraar aan de Amsterdamse Rijksacademie voor Beeldende Kunsten. Hierbij volgde hij Prof. Nicolaas van der Waay op. In 1930 kwamen een reeks studiereizen aan bod. In Spanje deed hij Motrico aan, in Frankrijk Albi, Cannes en Douarnez en in Italië werd het Rome, Venetië en Camogli. Over dit laatste was hij zo geestdriftig, dat hij, in 1939 na zijn leraarsloopbaan, zelfs in Rome ging wonen. Wolter was niet alleen een virtuoos landschapschilder. Hij was ook figuurschilder met allure, waarbij hij de symboliek van het ouder-worden bewerkte en hij de drie levensfasen van de mens, jeugd-volwassenheid-ouderdom, belichtte. In pakkende krijt- en pasteltekeningen creëerde hij de drukke sfeer in talloze confectie-ateliers en diamantslijperijen. Het begin van de Tweede Wereldoorlog dwong hem uit Italië terug te keren, in 1940. Hij vestigde zich weer in Laren. Een slopende ziekte deed hem te vroeg afzien van verdere activiteit. Jaren na zijn dood kreeg Wolter, in 1959, voor het eerst een buitenlandse expositie. Het werd een opvallende hommage bij Bernheim-Jeune-Dauberville in Parijs.