Jaap Nanninga
Lhasa



Over het schilderij
Wij presenteren een bepalend werk van deze kunstenaar uit de belangrijke jaren waarin zijn werk zich meer en meer tot een eigen, abstracte stijl ontwikkelt. Nanninga heeft al langer een min of meer sluimerende interesse in Afrikaanse en Oosterse kunst. Anders dan bij andere kunstenaars leidt dat bij hem niet direct tot abstractie. Nanninga ontdekt begin 50-er jaren de mystiek, niet in een stroming of een godsdienst maar in zichzelf. Hij schildert eerst in 1951 een werk dat hij ‘Tao’ noemt. Dit werk is in de collectie van het Kunstmuseum Den Haag. De titel is geïnspireerd door een uitspraak van de Chinese filosoof Laotse: ‘ Ik weet niet wat het is en ik noem het Tao’. In zijn eigen, bedachtzame tempo ontwikkelt Nanninga zijn mystieke gevoelens en schildert in 1952 en 1953 nog een aantal werken met namen als ‘ ‘Lhasa’ (dat is het werk dat wij hier tonen), ‘Thibet’, ‘Uganda’ en ‘Bagdad’. Evenals de andere schilderijen in deze ‘serie’ is ‘Lhasa’ een stemmig werk, met een ‘avondlandschap met vensters’ en geschilderd in ingetogen kleuren: op een font van diep blauw met blauwe, grijze en zwarte tinten en een beetje geel. Een intrigerend werk van een bijzondere schilder.
Over de kunstenaar
Van jongs af aan voelde Jaap Nanninga zich aangetrokken tot schilderen en tekenen. Hij werkte aanvankelijk als reclameontwerper, maar pas op latere leeftijd begon hij als kunstenaar. Na reizen door Duitsland en Polen vestigde Nanninga zich in 1938 in Den Haag. Hij had in Groningen les gevolgd bij Hendrik Werkman en Jan Wiegers en na de oorlog in Parijs ook bij Geer van Velde, die hem stimuleerde tot het abstracte schilderen; onder invloed van het kubisme en de abstracte kunststromingen in Frankrijk ging hij vanaf circa 1949 min of meer abstract schilderen. De kunstenaars van de jonge en dynamische CoBrA-groep nodigden hem uit zich aan te sluiten bij hun beweging, maar bewust hield hij daar afstand van. Nanninga was niet zo expressief als de leden van Cobra. Hij was een uitgesproken colorist die zocht naar een heel individualistische en poëtische beeldtaal. Oosterse mystiek en 'primitieve culturen' gaven hem inspiratie. Vanaf 1955 was hij aangesloten bij de 'Liga Nieuw Beelden'. Zijn abstracte werk bezit een stevige vormtaal met een subtiele en zachte uitstraling. De waardering voor zijn werk nam vooral in zijn latere jaren toe hetgeen aanvankelijk tot extra productiviteit leidde. Maar de bescheiden Nanninga ging er uiteindelijk onder gebukt. In januari 1962 zei hij: ‘Ik ben kapot, ik kan niets meer, het is afgelopen met mijn schilderen en ik begin er niet meer aan’. Na een tentoonstelling over Slauerhoff in het Letterkundig Museum stopte Nanninga zijn collega Willem Hussem een briefje in de handen waarop stond ‘mijn vader heeft mij opgeroepen’. Vervolgens bezocht hij café De Posthoorn in Den Haag dat hij aangeschoten verliet. Hij reed tegen een tram en overleed. Zijn werk wordt gerekend tot de kunststroming de Nieuwe Haagse School.