Elly Tamminga
Jeanette
Over het schilderij
Zeer herkenbaar abstract figuratief werk van de Nederlandse kunstenares Elly Tamminga. Dit werk is gemaakt in Zuid-Frankrijk waar Elly na de oorlog met haar man regelmatig rondreisde en verschillende vriendschappen opdeed. Dit werk is opgedragen aan Jeanette en Emile "qui nous sont devenus en si peu de temps plus chers que tous deux connus depuis toujours". Het werk, dat uit mediterrane kleurvlakken is opgebouwd, is overgenomen van de kinderen van Emile en Jeannette. Hoe leuk is dat ?
Over de kunstenaar
Ella Henriëtte Tamminga was schilderes en onderneemster. Dochter van Cornelis Tamminga (1865-1928), ondernemer, en Wilhelmina Catharina Petronella Berendina van Oort (1868-1945). Ella Tamminga’s levenspartner was Karel Luberti (1893-1979), essayist, vertaler en schilder. Ella (Elly) Tamminga groeide in welstand op in Amsterdam met een oudere zuster, Willy Barendina (1893-1975). Haar vader was directeur van de Maatschappij Amsterdamsch Goederenvervoer, dat onder zijn bewind een grote bloei beleefde. Hij heeft op een gegeven moment – wanneer is onbekend – de naam van zijn moeder aan zijn achternaam toegevoegd, zodat de familie ook bekend staat als Tamminga van Eysinga. Elly’s moeder was lid en later voorzitster van de afdeling Bussum van de Nederlandsche Vrouwen Vrede Bond. Ze speelde ook een rol in de wereld van de zwemsport en was erelid van de Amsterdamse zwemclub HDZ (Hollandse Dames Zwemclub).Elly doorliep de hbs en behaalde daarna de lagere akte Tekenen. Van 1915 tot 1919 bezocht ze de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Haar leermeesters waren vooral Jan Bronner en Antoon Derkinderen. Op de academie maakte ze kennis met Lou Loeber, met wie ze altijd bevriend zou blijven. In die tijd ook moet ze de politiek en maatschappelijk geëngageerde schilder Karel Luberti hebben leren kennen, die door het leven ging onder zijn pseudoniem Toon Verhoef. Hij zou met zijn socialistische kunstopvattingen grote invloed uitoefenen op Tamminga (maar meer nog op Loeber). In 1919 ontving Elly Tamminga de Johan Gosschalk-prijs, haar eerste en enige schildersprijs. In 1926 werden Elly Tamminga en haar zuster Willy benoemd tot gedelegeerd commissarissen van hun vaders Maatschappij. Na zijn dood twee jaar later namen ze de directie van het bedrijf over. Samen met Willy’s echtgenoot vormde Elly nu de Raad van Bestuur. Het door hun vader in 1909 opgerichte taxibedrijf, de NV Haagsche Automobiel Taxameter Onderneming (HATO), was al in 1925 geliquideerd. Elly erfde de villa – haar zus werkte als advocaat en procureur in haar woonplaats Den Haag.Over Elly Tamminga als onderneemster valt eigenlijk niets te achterhalen. Voor zover bekend was zij secretaris van de Raad van Bestuur en haar zuster presidente. Over Tamminga als schilderes is iets meer te vinden. Haar eerste expositie had ze in 1924, in Welwyn Gardens (Londen), samen met Loeber, Verhoef en de Engelse schilder Claude Flight. Loeber vertelt dat Tamminga ‘een eigenaardige manier [had] om haar palet vast te houden, ze stak haar duim in andere richting door het gat als gewoon’. Ook is ze, althans volgens Loeber, lid geweest van de in 1927 opgerichte Socialistische Kunstenaars Kring (SKK), die beoogde ‘de socialistische gedachte in de kunstuitingen van onze tijd te bevorderen’. Leden waren artistieke geestverwanten als Peter Alma, Fré Cohen en Loeber, en schrijvers als Henriette Roland Holst, A.M. de Jong en Willem van Iependaal. De SKK, die zich ook probeerde in te zetten als een soort kunstenaarsvakbond, werd in 1934 opgeheven.In 1929 kreeg de socialistische voorman Franc van der Goes in Amsterdam ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag een portret van hemzelf aangeboden dat gemaakt was door Elly Tamminga (Algemeen Handelsblad, 20-2-1929). Dat lijkt achteraf bezien vooral een politieke erkenning van Tamminga’s streven om schilderkunst en socialisme te verenigen. Erkenning van kunstcritici heeft ze nauwelijks gehad: die vonden dat haar werk niets met schilderkunst te maken had – in hun ogen was haar stijl geschikter voor reclameplaten, illustraties of muurdecoraties. Men vond het ‘een verstard maniertje’ en ‘verstands-schilderkunst’ (resp. Telegraaf en Nieuwe Rotterdamsche Courant, 21-11-1936). Ook in later jaren overheersten de negatieve kritieken: te schematisch, ‘coloriet zonder finesse’ (Haagsch Dagblad, 17-12-1946).Die kritieken lijken Elly Tamminga niet onberoerd te hebben gelaten. Begin 1957 stuurde ze een uitnodiging rond voor haar expositie bij Les Beaux Arts in Den Haag, waarin ze een vroegere criticus van repliek dient. Ook citeert ze, met instemming, een andere criticus die haar werk had beschreven als ‘een gezonde manier […] van origineel schilderen’, als ‘iets bijzonders’ in die zin dat het kubistisch was en zich tegelijk ‘met verstaanbare voorstellingen tot het publiek’ richtte (De Gelderlander, 13-12-1939). Deze uitnodiging is het enige bekende ‘geschrift’ van Tamminga, waarin ze zich, hoe kort ook, over haar kunst uitlaat. De ‘hardnekkigheid’ waarmee ze aan haar schilderstijl vasthield – wat de critici haar verweten – beschouwde ze zelf als positief. De verdediging mocht niet baten. De kritiek op de Beaux Arts-expositie was vernietigend: Tamminga ‘brengt elke kiem van leven […] gewetensvol om zeep’ en maakt van alles ‘dezelfde stereotiepe, banale vlakke plaatjes’ (Haagsche Courant, 27-2-1957). In het koor van negatieve critici klonk die van Het Binnenhof (2-3-1957) nog het gunstigst: ‘aardige, blijmoedige kleurenexpressies’. Over het leven van Elly Tamminga is zeer weinig bekend: ze leidde een teruggetrokken bestaan. Na de Tweede Wereldoorlog trok haar oude – en getrouwde – vriend en levenspartner Karel Luberti bij haar in. Ze moeten vaak naar Zuid-Frankrijk en Italië geweest zijn: Tamminga’s na-oorlogse landschappen en portretten zijn voornamelijk daar gesitueerd. Zelfs zou er rond 1957 sprake zijn geweest van een definitief vertrek ‘naar het zuiden’ (Het Vaderland, 4-3-1957), maar van zo’n vertrek is niets bekend. Eind jaren 1960 meldde Tamminga zelf dat ze al twintig jaar hoofdzakelijk in hotels in Frankrijk en Italië’ exposeerde en ook dat ze veel werk naar het buitenland verkocht, onder meer Australië, Indonesië, Zwitserland en Italië (Scheen, ‘Vragenlijst’). In 1979 stierf Karel Luberti. Kort voor zijn dood was Elly Tamminga opgenomen in een verpleeghuis in Bussum. Vier jaar later overleed zij. In kunsthistorisch opzicht heeft Elly Tamminga altijd in de schaduw van haar vriendin Lou Loeber gestaan. Aangezien Tamminga’s werk niet of nauwelijks in musea aanwezig is, behalve in het Centraal Museum (Utrecht), is ze bij het grote publiek onbekend. Tijdens haar leven werd haar werk door de meeste critici als stereotiep en puur decoratief beoordeeld. Na haar dood bleek dat ze in stilte altijd doorgewerkt moet hebben: in haar huis bevonden zich tegen de 1100 schilderijen, tekeningen en linosneden. Ze heeft ze allemaal nagelaten aan de Vereniging Rembrandt, die het grafisch werk heeft overgedragen aan het Rijksprentenkabinet (Amsterdam) en de ongeveer honderd schilderijen aan het Provinciehuis Overijssel (Zwolle).